lasten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van lasten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		lasten			te lasten
	toekomend		zullen lasten			te zullen lasten
voltooid	tegenwoordig		hebben gelast			te hebben gelast
	toekomend		gelast zullen hebben			gelast te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	lastend		gelast			ev. last	mv. verouderd last	laste
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	last	last	last	last	last	lasten	lasten	lasten
verleden (o.v.t.)	lastte	lastte	lastte	lastte	lastte	lastten	lastten	lastten
toekomend (o.t.t.t.)	zal lasten	zult/zal lasten	zult/zal lasten	zult lasten	zal lasten	zullen lasten	zullen lasten	zullen lasten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou lasten	zou lasten	zou(dt) lasten	zoudt lasten	zou lasten	zouden lasten	zouden lasten	zouden lasten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gelast	hebt gelast	hebt/heeft gelast	hebt gelast	heeft gelast	hebben gelast	hebben gelast	hebben gelast
verleden (v.v.t.)	had gelast	had gelast	had gelast	hadt gelast	had gelast	hadden gelast	hadden gelast	hadden gelast
toekomend (v.t.t.t.)	zal gelast hebben	zal/zult gelast hebben	zult/zal gelast hebben	zult gelast hebben	zal gelast hebben	zullen gelast hebben	zullen gelast hebben	zullen gelast hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gelast hebben	zou gelast hebben	zou/zoudt gelast hebben	zoudt gelast hebben	zou gelast hebben	zouden gelast hebben	zouden gelast hebben	zouden gelast hebben