laveren
- la·ve·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘telkens aan de wind overstag gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1384 [1]
- [1-2] afgeleid van loef of van het Franse louvoyer (met het achtervoegsel -eren) [2]
- [3] afgeleid van het Franse laver (met het achtervoegsel -eren) [3] [4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
laveren |
laveerde |
gelaveerd |
zwak -d | volledig |
laveren
- inergatief (scheepvaart) bij tegenwind zigzagsgewijs opzeilen
- Het laatste stuk moest er gelaveerd worden.
- ergatief (scheepvaart) zigzagsgewijs ergens heengaan
- Ze waren met veel moeite door de nauwe straat gelaveerd.
- (kunst) wassen van een schilderij of tekening, waardoor de kleuren doelbewust worden gemengd
- (figuurlijk) bepaalde dilemma's of moeilijkheden trachten te omzeilen door het ene belang af te wegen tegen het andere, schipperen [2]
- Laveren tussen verschillende standpunten.
1-2 bij tegenwind zigzagsgewijs opzeilen
- Het woord laveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laveren" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "laveren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ laveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ laveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be