leak
- IPA: /ˈliːk/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
leak | leaks |
leak
- lek [1], lekkage
- uitgelekte informatie, lek
- «The State Department was not happy with this leak.»
- Het Ministerie van Buitenlandse Zaken was niet gelukkig met dit lek.
- «The State Department was not happy with this leak.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to leak |
he/she/it | leaks |
verleden tijd | leaked |
voltooid deelwoord |
leaked |
onvoltooid deelwoord |
leaking |
gebiedende wijs | leak |
leak
- onovergankelijk lekken [1], lek zijn, een lekkage hebben
- overgankelijk doen/laten uitlekken