• leeu·wen·moed
enkelvoud meervoud
naamwoord leeuwenmoed -
verkleinwoord - -

de leeuwenmoedm

  1. grote dapperheid
     De levensliefde en leeuwenmoed van pleegouders halen de media niet, maar ze mogen weleens nadrukkelijk geprezen worden.[2]
     De Streif geldt voor skiërs als de hel op aarde. Wie op 1.665 meter hoogte bijna loodrecht over 3,3 kilometer naar beneden stort, heeft leeuwenmoed, misschien te veel.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Pleegouders: ze vragen geen aandacht, ze geven alleen maar” (20 april 2017) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Henk Stouwdam
    “Een genie op ski’s” (21 januari 2017) op nrc.nl  
  NODES