lichtscherm
  • licht·scherm
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtscherm lichtschermen
verkleinwoord lichtschermpje lichtschermpjes

het lichtschermo

  1. vlakke plaat die licht weerkaatst
     Rondom grote, sneeuwwitte piepschuimen platen, die de fotograaf tot lichtscherm hadden gediend.[2]
  2. vlakke plaat die licht uitzendt
     Het waarschuwingssysteem bij het spoorviaduct aan de Deldenerstraat werkt nog niet zoals het hoort. Het lichtscherm dat vrachtwagenchauffeurs waarschuwt, straalt nu bijna permanent een fel licht uit.[3]
     De lichtsterkte wordt nu in het donker automatisch aangepast en verder moet het planten van groen ertoe leiden dat het directe zicht op het lichtscherm verdwijnt voor de omwonenden. 'Het lijkt erop dat deze klachten in overleg zijn op te lossen', menen B en W.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Waarschuwingssysteem permanent in bedrijf” (28-12-2010), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Dick Janssen
    “Overlast door lichtreclame lijkt mee te vallen in Wierden” (03-03-2020), Tubantia
  NODES