• li·te·ra·tuur
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘letterkunde’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord literatuur literaturen
verkleinwoord literatuurtje literatuurtjes

de literatuurv

  1. (kunst) de verzameling van al wat geschreven is, met name in een bepaalde taal; literaire traditie
    • Het Cornisch kent een vrij uitgebreide literatuur, maar is behoudens pogingen de taal weer nieuw leven in te blazen in feite een dode taal. 
  2. (kunst) het geheel van als kunstzinnig beschouwde geschreven werken, m.n. proza of poëzie
    • Niet al wat geschreven is wordt in kunstzinnig opzicht als literatuur beschouwd, hoewel de meningen daarover soms verschillen. 
  3. (wetenschap) de verzameling geschreven en na controle door vakgenoten gepubliceerde mededelingen van een vakgebied
    • De literatuur op het gebied van hogetemperatuursupergeleiding is sinds de jaren 1980 explosief gegroeid. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  NODES
Note 2