medicijn

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  medicijn    (hulp, bestand)
• IPA: / mediˈsɛɪn / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• me·di·cijn

Woordherkomst en -opbouw

• [A] van Middelnederlands medicine dat teruggaat op Oudfrans medecine of direct op Latijn medicina, in de betekenis ‘geneesmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1265
• [B] van Middelnederlands medicijn / medecijn van Frans médecin

[A]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	medicijn	medicijnen
verkleinwoord	medicijntje	medicijntjes

Zelfstandig naamwoord

[A] de medicijn v / m, het medicijn o

1. (medisch) chemische stof die een bepaalde, gewenste werking op het (dierlijk of menselijk) lichaam uitoefent

   • Het niet op de juiste manier slikken van medicijnen kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. 

Synoniemen

• geneesmiddel, medicament

Uitdrukkingen en gezegden

• medicijnen voorschrijven

Hyponiemen

• coronamedicijn, nepmedicijn, zelfzorgmedicijn

Afgeleide begrippen

• medicijnencocktail, medicijnfabriek, medicijnhamsteren, medicijnkast, medicijnkastje, medicijnknaak, medicijnlijn, medicijnman, medicijnmeester, medicijnvrouw

Vertalingen

    1. een chemische stof die een bepaalde, gewenste werking op het (dierlijk of menselijk) lichaam uitoefent   

Afrikaans: medisyne (af) Alabama: aissi Arabisch: دواء (ar) m Armeens: դեղ (hy) Bretons: louzoù (br) mv Bulgaars: лекарство (bg) o Catalaans: remei (ca) Chinees: 藥物 (zh), 药物 (zh) Deens: medicin (da) g, lægemiddel (da) Duits: Arznei (de) v, Medizin (de) v, Medikament (de) o Engels: medicine (en), drug (en), pharmaceutical (en) Esperanto: kuracilo (eo), medikamento (eo) Estisch: arstirohi (et), medikament (et), ravim (et) Ewe: atike (ee) o Fins: lääke (fi) Frans: médicament (fr) m Galicisch: menciña (gl) Grieks: φάρμακο (el) o Hebreeuws: תרופה (he) v Hongaars: gyógyszer (hu), orvosság (hu) IJslands: lyf (is) o Indonesisch: obat (id) Italiaans: medicina (it) v, farmaco (it) Japans: 薬 (ja)

Koerdisch: derman (ku) m, îlac (ku) m, ده‌رمان (ku) Koreaans: 약 (ko) Kroatisch: lijek (hr) m Laotiaans: ຢາ (lo) Latijn: medicamen (la), medicamentum (la) Lets: zāles (lv) v, medikaments (lv) m Minangkabaus: ubek Napolitaans: 'mmericìna v, conciàmiento Navajo: azee' Noors: legemiddel (no) o, medikament (no) o, medisin (no) m Occitaans: medicament (oc) Oekraïens: ліки (uk) m mv, лік (uk) m, лікарство (uk) o Perzisch: دارو (fa) Pools: lekarstwo (pl) o, lek (pl) m, farmaceutyk (pl) Portugees: remédio (pt) m, medicamento (pt) Russisch: лекарство (ru) o Servisch: lek (sr) m, zdravilo (sr) o Siciliaans: midicina (scn) Sloveens: zdravilo (sl) o Spaans: medicamento (es) m, medicina (es) v, fármaco (es) m Telugu: మందు (te), ఔషదం (te) Tsjechisch: lék (cs) m Turks: ilaç (tr) Zweeds: läkemedel (sv) o, medicin (sv) g, medicinen (sv), medikament (sv)

    medicijnen voorschrijven   

Duits: Medikamente verordnen / verschreiben

[B]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	medicijn	medicijns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[B] de medicijn m

1. (verouderd) iemand die anderen van kwalen kan genezen

   ▸ ⧖ En verwondert u niet: het meeste mistrouwen van Godt verdient oock dese straffe: vele en soecken anders geene medicijn dan eenen tooveraer ende anders geenen apteker dan den duyvel.

Synoniemen

• geneesheer
• medicijnmeester

Gangbaarheid

• Het woord medicijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "medicijn" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.