• med·lems·land
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   medlemsland     medlemslandet     medlemsland     medlemslanda
medlemslandene  
genitief   medlemslands     medlemslandets     medlemslands     medlemslandas
medlemslandenes  

medlemsland, o

  1. lidstaat
    «De seks gjenværende medlemsland i Warszawapakten hadde vedtatt å oppløse organisasjonen under et møte i Budapest i februar.»
    De zes resterende lidstaten van het Warschaupact hadden besloten de organisatie tijdens een bijeenkomst in februari in Boedapest te ontbinden.

medlemsland

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van medlemsland


  • med·lems·land
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   medlemsland     medlemslandet     medlemsland     medlemslanda  

medlemsland, o

  1. lidstaat

medlemsland

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van medlemsland


  • med·lems·land
Naar frequentie zeldzaam
medlemslands enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     medlemsland     medlemslandet     medlemsländer     medlemsländerna  
  genitief     medlemslands     medlemslandets     medlemsländers     medlemsländernas  

medlemsland, o

  1. lidstaat
    «Senast EU tog in ett nytt medlemsland var den 1 juli 2013 då Kroatien blev medlem.»
    De laatste keer dat de EU een nieuwe lidstaat binnenkwam was 1 juli 2013 toen Kroatië toetrad.
  NODES