mono-
Huidig bestand |
---|
44 |
- mo·no-
mono- [2]
- uit één onderdeel bestaand of op één persoon of zaak betrekking hebbend
- betrekking hebbend op registratie op één spoor of reproductie via één kanaal
|
- Het woord 'mono-' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.