nachtverpleegster


  • nacht·ver·pleeg·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtverpleegster nachtverpleegsters
verkleinwoord nachtverpleegstertje nachtverpleegstertjes

de nachtverpleegsterm [1]

  1. (beroep) (medisch) vrouwelijke verpleegkundige die werkt tijdens de nachtdienst
     Starling had hem in het vliegtuig een telefoongesprek horen voeren om voor thuis een nachtverpleegster te regelen.[2]
     Prins Harry en Meghan voelden zich ’gedwongen om Archie’s nachtverpleegster te laten gaan’ tijdens haar tweede dienst, omdat ze ’onprofessioneel’ was. Dat staat volgens Britse media beschreven in de biografie over het stel, Finding Freedom, die dinsdag uitkwam.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X
  3.   Weblink bron “’Meghan en Harry ontsloegen onprofessionele nanny’” (11 aug. 2020), De Telegraaf
  NODES