• na·gaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nagaan
ging na
nagegaan
klasse 7 volledig

nagaan

  1. ergatief zeker maken dat een bewering of gevolgtrekking klopt
    • Hij trachtte dat na te gaan, maar kwam voor een raadsel te staan. 
    • Albert stond in derde positie, achter Berry en de jonge Péricourt, die zich omdraaide als om na te gaan of iedereen er wel was [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
Verify 1