natuuronderzoeker

  • na·tuur·on·der·zoe·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord natuuronderzoeker natuuronderzoekers
verkleinwoord

de natuuronderzoekerm

  1. iemand die de niet volledig door de mens gecontroleerde levende natuur onderzoekt
     Zo komt de zelfgebouwde microscoop van Anthoni van Leeuwenhoek voorbij, die daarmee bacteriën ontdekte. Ook het verhaal van natuuronderzoeker Charles Darwin wordt beschreven, die tijdens een reis met zeilschip de Beagle ontdekkingen deed die aan de basis lagen van zijn evolutietheorie. De verhalen over onder meer vogels, bacteriën en insecten worden vergezeld van tekeningen en aquarellen die Mulder in de bibliotheek van Artis heeft gevonden.[2]
     Dat de jacht een grote rol speelt in het verdwijnen van de orang-oetan was nieuw voor de onderzoekers. "We schatten dat er zo'n 1500 tot 2500 orang-oetans per jaar gedood worden. Deels simpel vanuit de jacht, als jagers ze tegenkomen dan worden ze geschoten. Die worden opgegeten", vertelt natuuronderzoeker Erik Meijaard.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Hans Mulder winnaar Jan Wolkers Prijs voor beste natuurboek” (Zondag 24 oktober 2021, 10:06), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Orang-oetan op Borneo verdwijnt sneller dan gedacht” (Vrijdag 16 februari 2018, 05:03), NOS
  NODES
chat 1