• nieuws·gie·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nieuwsgierig nieuwsgieriger nieuwsgierigst
verbogen nieuwsgierige nieuwsgierigere nieuwsgierigste
partitief nieuwsgierigs nieuwsgierigers -

nieuwsgierig

  1. verlangend om iets te weten of waar te nemen
    • Wat ben jij toch een nieuwsgierig mannetje... 
    • Misschien zou ik er wel in durven maar wij Palettanen hebben niet zulk zwerversbloed. En wij zijn niet nieuwsgierig naar dingen die wij niet begrijpen. Bovendien, het schijnt in de Vallei der Dwaasheid niet pluis te zijn. Waarom zouden wij het onszelf moeilijk maken? Wij hebben hier altijd geleefd, wij hebben geen behoefte aan avonturen die niets dan narigheid opleveren.' [3] 
  1. nieuwsgierig zijn naar
     Waar komt mijn fascinatie voor lopen vandaan? Omdat ik altijd nieuwsgierig ben naar wat er achter de horizon ligt? Is het een vlucht, een zoektocht, bewijsdrift? Misschien een klein beetje van alles, wie zal het zeggen.[4]


99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. nieuwsgierig op website: Etymologiebank.nl
  3. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 114
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


nieuwsgierig

  1. nieuwsgierig; verlangend om iets te weten of waar te nemen


nieuwsgierig

  1. nieuwsgierig; verlangend om iets te weten of waar te nemen
  NODES