opbeurend
- op·beu·rend
vervoeging van: | opbeuren |
verbogen vorm: | opbeurende |
opbeurend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | opbeurend | opbeurender | opbeurendst |
verbogen | opbeurende | opbeurendere | opbeurendste |
partitief | opbeurends | opbeurenders | - |
opbeurend
- van iets of iemand dat het de bedoeling heeft iemand die verdrietig is op te vrolijken
- Op het kaartje werden opbeurende woorden geschreven: ‘Mitchel! Wij mogen dan de Vriendenkring van FC Twente zijn, en erg blij met de 1-2 zege op ‘jouw’ Volendam, maar dit zag er erg heftig uit. Hoe zou de wedstrijd zijn afgelopen als jij niet zou zijn uitgevallen? Hoe dan ook, we wensen je alle succes met je herstel. En hopen dat je in de Grolsch Veste, voor ruim 25000 toeschouwers, weer onder de Volendamse lat staat.’ [1]
- Talloze hartverscheurende jammerklachten afgewisseld met opbeurende ‘ik ben trots op mezelf’ verhalen. ‘Schuldgevoel werkende vader’: één hit. Eén. [2]
1. van iets of iemand dat het de bedoeling heeft iemand die verdrietig is op te vrolijken
- Het woord opbeurend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbeurend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia Willem Korenromp 13-12-18 Vriendenkring FC Twente steekt ongelukkige Volendam-doelman hart onder de riem
- ↑ Tubantia Niek Druijff 16-04-19 ‘Dat mama doordeweeks op reis is, is gebruikelijker dan dat ze mee-eet’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be