Een oudewijvenzomer of nazomers weer
  • ou·de·wij·ven·zo·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord oudewijvenzomer oudewijvenzomers
verkleinwoord oudewijvenzomertje oudewijvenzomertjes

de oudewijvenzomerm

  1. periode van eind september tot half november waarin het nog zomerachtig weer kan zijn
     Iedereen die tijdens de zomervakantie in Nederland is gebleven is volkomen weggespoeld, maar nu we weer aan het werk zijn breekt er een prachtige, zachte nazomer aan – een oudewijvenzomer.[2]
      »Geloof mij,“ zeide zij , »de menschen vergeten mij, en noemen mijn weefsel spottenderwijze: de oudewijvenzomer . Van ulieden zijn zij in 't geheel zoo afkeerig niet, als uw klein dochtertje wel meent.[3]
  1. oudewijvenzomer op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Ewoud Sanders
    “Oudewijvenzomer” (11 september 2006) op nrc.nl  
  3.   delpher.nl Weblink bron
    Cornelia Winter
    De Spinnen (1851), Bronswijk in:
    A.G. Bruinses (vert.)
    Sprookjes en prentjes, naar het Hoogduitsch, p. 98
  NODES