• pec·to·raal
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘borst-’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1689 [1]
  • afgeleid van het Franse pectoral (met het achtervoegsel -aal) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pectoraal pectoralen
verkleinwoord - -

het pectoraalo [4]

  1. (medisch) geneesmiddel tegen borstziekten
  2. borstplaat, (iets dat voor de borst gedragen wordt)
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pectoraal pectoraler pectoraalst
verbogen pectorale pectoralere pectoraalste
partitief pectoraals pectoralers -

pectoraal [5]

  1. de borst betreffend
76 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]
  NODES