projekt

Deens

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / pʁoˈɕεgd /

Naar frequentie	2616

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	projekt	projektet	projekter	projekterne
genitief	projekts	projektets	projekters	projekternes

Zelfstandig naamwoord

projekt, g

1. project, uitgebreide werktaak

   «Hele projektet- inklusive 14 fredede træer- har stået i 30 millioner kroner.»

   Het hele project - inclusief 14 beschermde bomen - heeft 30 miljoen Deense kronen gekost.

2. plan voor een uitgebreide werktaak
3. (onderwijs) (grote) opdracht over een onderwerp, eventueel voorbereid over de gebruikelijke vakgrenzen heen
4. (onderwijs) werken aan een specifiek onderwerp, vaak met een andere indeling in klassen, vakken, lessen, etc. dan normaal

Hyponiemen

   

[1]:  anlægsprojekt zn  [1]:  anpartsprojekt zn  [1]:  arbejdsløshedsprojekt zn  [1]:  beskæftigelsesprojekt zn  [1]:  broprojekt zn  [1]:  byggeprojekt zn  [1]:  delprojekt zn  [1]:  detailprojekt zn  [1]:  filmprojekt zn  [1]:  forskningsprojekt zn  [1]:  forsøgsprojekt zn  [1]:  fællesprojekt zn  [1]:  genbrugsprojekt zn  [1]:  kulturprojekt zn  [1]:  kæmpeprojekt zn  [1]:  pilotprojekt zn  [1]:  prestigeprojekt zn  [1]:  samarbejdsprojekt zn  [1]:  skitseprojekt zn  [1]:  studieprojekt zn  [1]:  sundhedsprojekt zn  [1]:  teaterprojekt zn  [1]:  tunnelprojekt zn  [1]:  udviklingsprojekt zn  [2]:  delprojekt zn  [2]:  gigantprojekt zn  [2]:  kæmpeprojekt zn  [2]:  udviklingsprojekt zn  [3]:  hjemmeopgave zn  [3]:  uddannelsesprojekt zn  [4]:  eksamensprojekt zn

Afgeleide begrippen

   

[1-4]:  projektbeskrivelse zn  [1-4]:  projektchef zn  [1-4]:  projektforløb zn  [1-4]:  projektforslag zn  [1-4]:  projektkoordinator zn  [1-4]:  projektledelse zn  [1-4]:  projektorienteret bn  [1-4]:  projektuge zn  [1-4]:  projektundervisning zn  [1-4]:  projektere ww  [1-4]:  projektmager zn  [3-4]:  projektarbejde zn  [3-4]:  projektopgave zn

Verwijzingen

• projekt in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

projekt

1. project

Oppersorbisch

Zelfstandig naamwoord

projekt m

1. project

Verwante begrippen

• projektować
• projektowanski

Slowaaks

Uitspraak

• IPA: /prɔjɛkt/

Woordafbreking

• pro·jekt

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Latijnse projectum

Zelfstandig naamwoord

projekt m

1. project

Afgeleide begrippen

• projektový

Verwante begrippen

• projektant m
• projektantka v
• projektovať

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /prɔjɛkt/
• Geluid:  projekt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pro·jekt

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Latijnse projectum

Zelfstandig naamwoord

projekt monbezield

1. project

   «Mise Galileo byla jedním z nejúspěšnějších projektů v historii NASA.»

   De missie Galileo is één van de meest succesvolle projecten in de geschiedenis van NASA.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	projekt	projekty
genitief	projektu	projektů
datief	projektu	projektům
accusatief	projekt	projekty
vocatief	projekte	projekty
locatief	projektu / projektě	projektech
instrumentalis	projektem	projekty

Synoniemen

• návrh monbezield
• plán monbezield

Afgeleide begrippen

• projektový

Verwante begrippen

projekce v projektant mbezield projektantka v projektil monbezield

projektor monbezield projektování o projektovat

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.