rand
- rand
- [A] erfwoord Uit Middelnederlands rant, rand 'omlijsting, buitenste gedeelte, boord', waarschijnlijk het voltooid deelwoord van het werkwoord (Protogermaans) *hramjan 'remmen, tegenhouden', zie ook remmen. [1]
- In de betekenis van ‘kant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [2]
- [B] Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘munteenheid van de Republiek van Zuid-Afrika’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rand | randen |
verkleinwoord | randje | randjes |
[A] rand m
- de buitenkant van een gebied of een ding
- Een stuk blik met scherpe randen.
- Alleen door het zwakke schijnsel van de afgeschermde lantaarns en de witte randen van de trottoirs kon je zien waar je liep.[3]
- het extern gedeelte van de stad, beschouwd als zijnde onder invloed van het centrum
- de bovenkant van een bak of vat
- Tot de rand gevuld met soep.
- Hij staarde in een oude broodtrommel van email die tot de rand gevuld was met sleutels: lopers, steeksleutels, fietssleuteltjes en talloze andere.[4]
- ▸ Daarna liet ik de toeristen al snel achter me en volgde ik de trail die helemaal langs de rand van de vulkaankrater liep.[5]
- (figuurlijk) randgebieden of grensgebieden betreffend
- (materiaalkunde) afvalmateriaal, overgebleven aan de zijkant van de strook, om een of meer uitgesneden producten heen
- gebruikt als randversiering of omlijsting bij behangselpapier
- [1] kant, buitenkant, zijkant
- [3] bovenkant
|
- [1]: van de hoed en de rand weten
er alles vanaf weten
- [3]: aan de rand van het graf staan
de dood nabij zijn
- [3]: op de rand van de afgrond
bijna ten onder gaan
- [4]: Dat is op het randje.
Het ligt op de grens van wat nog kan.
- [4]: op den rand des verderfs
den ondergang nabij
1. de bovenkant van een bak of vat
2. het extern gedeelte van de stad, beschouwd als zijnde onder invloed van het centrum
3. de buitenkant van een gebied of een ding
- ↑ rand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 "rand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Leonard de Vries, Chaweriem (1955)
- ↑ Ellen Ombre, Maalstroom (1992)
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rand | rands |
verkleinwoord | randje | randjes |
[B] rand m
- (financieel) een munteenheid in Zuid-Afrika formeel de Zuid-Afrikaanse rand
vervoeging van |
---|
randen |
rand
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van randen
- Ik rand.
- gebiedende wijs van randen
- Rand!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van randen
- Rand je?
- Het woord rand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rand" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- rand
- [A] Afkomstig van het Oudnoorse woord rǫnd.
Naar frequentie | 8797 |
---|
m/v [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rand | m: randen v: randa |
render | rendene |
genitief | rands | m: randens v: randas |
renders | rendenes |
- kant, rand (buitenkant)
- rand (bovenkant)
- «Legg en iskule i hvert glass, fyll glasset nesten til randen med kaffe og topp glasset med krem.»
- Doe een bolletje ijs in elk glas, vul het glas bijna tot de rand met koffie en vul de bovenkant van het glas met slagroom.
- «Legg en iskule i hvert glass, fyll glasset nesten til randen med kaffe og topp glasset med krem.»
- (figuurlijk) grensbereik, grensgebied
- (kleding) streep
- «En bukse med røde render.»
- Een broek met rode strepen.
- «En bukse med røde render.»
- groef, voor
- «Ski med render i.»
- Ski's met voren erin.
- «Ski med render i.»
- [1]: grense
- [4]: stripe, strime
- [5]: fordypning
- [3]: være på randen av noe
dichtbij, direct naast
- [3]: på gravens rand
aan de rand van het graf (de dood nabij zijn)
- [3]: på fallittens rand
na een faillissement
m [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rand | randen | rand | randene |
genitief | rands | randens | rands | randenes |
[B] rand m
- (financieel) rand (munteenheid in Zuid-Afrika)
- rand
- [A] Afkomstig van het Oudnoorse woord rǫnd.
v [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rand | randa bijvorm: randi |
render | rendene |
[A] rand v
- kant, rand (buitenkant)
- rand (bovenkant)
- «Fylle glaset til randa.»
- Het glas tot de rand vullen.
- «Fylle glaset til randa.»
- (figuurlijk) grensbereik, grensgebied
- (kleding) streep
- «Ei bukse med raude render.»
- Een broek met rode strepen.
- «Ei bukse med raude render.»
- groef, voor
- «Hoppski med tre render i.»
- Springski's met drie voren erin.
- «Hoppski med tre render i.»
- [1]: grense
- [1]: grenselinje
- [4]: stripe
- [4]: strime
- [5]: fordjuping
- [3]: vere på randa av noko
dichtbij, direct naast
m [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rand | randen | randar | randane |
[B] rand m
- (financieel) rand (munteenheid in Zuid-Afrika)
v [C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rand | randa | rander | randene |
[C] rand v
- een vak of schap onder het dak boven de open haard in een rookhok of in een hut (bakhuisje, brouwhuisje of washuisje) in oude stijl op een boerderij.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be