• [1] ree·tje
  • [2] reet·je
  • [3] re·tje

het reetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ree
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord reet

het reetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord re
  NODES