schoppen
- schop·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schoppen /'sxɔ.pə(n)/ |
schopte /'sxɔ.ptə/ |
geschopt /ɣə'sxɔ.pt/ |
zwak -t | volledig |
schoppen
- een trap geven
- Hij schopte de bal in het net.
- het ver schoppen: succesvol zijn in het leven
- Hij kwam uit een eenvoudige familie, maar schopte het ver doordat hij een succesvol bedrijf begon.
- ▸ Oscar en hij hadden natuurlijk een ingenieursfirma kunnen beginnen in Bergen, ze zouden meer hebben kunnen verdienen dan de eerste levensbehoeften, zelfs iets hogerop zijn gekomen, al hadden ze het hoogstwaarschijnlijk niet tot de sociëteit van Bergen geschopt.[3]
- aanschoppen, achteruitschoppen, afschoppen, inschoppen, omschoppen, opschoppen, terugschoppen, toeschoppen, uitschoppen, verschoppen, wegschoppen
1. een trap geven
♣ | ♦ | ♥ | ♠ |
---|---|---|---|
klaveren | ruiten | harten | schoppen |
eikels | bellen | harten | bladeren |
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoppen | schoppen schoppens |
verkleinwoord | schoppentje | schoppentjes |
- ook: schop, schopje
de schoppen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schop
- Het woord schoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schoppen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schoppen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schoppen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ schoppen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be