schuimen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schuimen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schuimen | te schuimen | ||||||
toekomend | zullen schuimen | te zullen schuimen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschuimd | te hebben geschuimd | ||||||
toekomend | geschuimd zullen hebben | geschuimd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
schuimend | geschuimd | ev. schuim |
mv. verouderd schuimt |
schuime | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | schuim | schuimt | schuimt | schuimt | schuimt | schuimen | schuimen | schuimen | |
verleden (o.v.t.) | schuimde | schuimde | schuimde | schuimde | schuimde | schuimden | schuimden | schuimden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal schuimen | zult/zal schuimen | zult/zal schuimen | zult schuimen | zal schuimen | zullen schuimen | zullen schuimen | zullen schuimen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schuimen | zou schuimen | zou(dt) schuimen | zoudt schuimen | zou schuimen | zouden schuimen | zouden schuimen | zouden schuimen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschuimd | hebt geschuimd | hebt/heeft geschuimd | hebt geschuimd | heeft geschuimd | hebben geschuimd | hebben geschuimd | hebben geschuimd | |
verleden (v.v.t.) | had geschuimd | had geschuimd | had geschuimd | hadt geschuimd | had geschuimd | hadden geschuimd | hadden geschuimd | hadden geschuimd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschuimd hebben | zal/zult geschuimd hebben | zult/zal geschuimd hebben | zult geschuimd hebben | zal geschuimd hebben | zullen geschuimd hebben | zullen geschuimd hebben | zullen geschuimd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschuimd hebben | zou geschuimd hebben | zou/zoudt geschuimd hebben | zoudt geschuimd hebben | zou geschuimd hebben | zouden geschuimd hebben | zouden geschuimd hebben | zouden geschuimd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geschuimd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geschuimd | er is geschuimd | |||||||
verleden | er werd geschuimd | er was geschuimd | |||||||
toekomend | er zal geschuimd worden | er zal geschuimd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geschuimd worden | er zou geschuimd zijn |