straffen
- Geluid: straffen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstrɑfə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈstrɑfə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstrɑfə(n)/
- straf·fen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
straffen |
strafte |
gestraft |
zwak -t | volledig |
straffen
- overgankelijk negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad
- De leraar strafte hem omdat hij te laat kwam, hij moest een nablijfbriefje halen bij de conciërge.
|
1. negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad
de straffen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord straf
- ▸ Gelukkig werd er alleen wiet gevonden, dat wel geconfisqueerd werd maar waar verder geen straffen voor werden uitgedeeld.[2]
- Het woord straffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "straffen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ straffen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Naar frequentie | 32723 |
---|
straffen
- nominatief bepaald onzijdig meervoud van straff