tapar
- ta·par
tapar
- tegenwoordige tijd van tapa (betekenis [A])
tapar
- tegenwoordige tijd van tapa (betekenis [B])
tapar
- tegenwoordige tijd van tape (betekenis [A])
tapar
- tegenwoordige tijd van tape (betekenis [B])
tapar, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van tape
- ta·par
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tapar |
tapaba |
tapado |
volledig |
tapar
- tapar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española