telwerk
  • tel·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord telwerk telwerken
verkleinwoord

het telwerko

  1. een apparaat dat een hoeveelheid van iets meet en het resultaat van die meting continu weergeeft
    • Jaren heeft lezer Peter J. Hoevenaars een meter met dubbel telwerk voor goedkope en wat duurdere stroom gehad. "Dat ging lang goed. Maar langzamerhand werd het verschil tussen het hoge en lage tarief steeds kleiner, terwijl ook het aantal daluren verminderde." Inmiddels is hij acuut met het dubbele telwerk gestopt, want de winst voor stroomverbruik in de daluren bleek schrikbarend laag. Terwijl Autoriteit Comsument en Markt (ACM) juist adviseert om zo'n slimme meter aan te schaffen, omdat stroom gebruiken in de daluren veel geld zou besparen. [2] 
  2. het tellen van iets
    • Na wat telwerk bleek de buit echter veel groter dan gedacht. ,,In één pakket zaten enkel briefjes van 100. In totaal zat er 23.000 dollar in de koffer!" De uiteindelijke waarde ligt nog hoger, aangezien alle briefjes dateren van 1928 tot 1934. Bepaalde biljetten zijn erg zeldzaam en leveren meer op dan hun muntwaarde. [3] 
    • Amsterdam maakte woensdagavond de voorlopige tussenstand bekend op basis van 69 procent van de stemmen. Normaal gesproken ligt dit percentage hoger, zo’n 85 tot 90 procent. Dit komt mogelijk omdat er ook is gestemd voor het landelijk referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de stadsdeelcommissies, wat extra telwerk met zich meebrengt. [4] 
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]


  NODES