traject
- tra·ject
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wegverbinding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1746 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | traject | trajecten |
verkleinwoord | trajectje | trajectjes |
het traject o
- (wiskunde) de af te leggen of afgelegde weg van een voorwerp door de ruimte
- weg of route
- ▸ Toch blijft de Nationale 7 een mythisch traject, een Franse Route 66, aan een tweede leven begonnen als nostalgische attractie. 'De mensen willen terugkeren naar een gelukkige tijd', zegt Patrick Henriroux (55), patron van tweesterrenrestaurant La Pyramide in Vienne.[2]
1. de af te leggen of afgelegde weg van een voorwerp door de ruimte
- Het woord traject staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "traject" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "traject" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be