tricotage
- tri·co·ta·ge
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tricotage | tricotages |
verkleinwoord |
de tricotage v
- (textielindustrie) het machinaal vervaardigen van gebreide stoffen
- ▸ In opdracht van de gemeente heeft het bedrijf Kunstwacht een wandmozaïek van de Oldenzaalse kunstenaar Jan Schoenaker gedemonteerd in het pand van de voormalige tricotage/confectiefabriek Oltri aan de Parallelstraat.[3]
1. het machinaal vervaardigen van gebreide stoffen
- Het woord tricotage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tricotage" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ tricotage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Stephan Scheper“Wandmozaïek Jan Schoenaker ontdekt in bedrijfspand Oldenzaal” (26-06-2018,), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be