Een yawl-tuigage, met de bezaanmast achter het roer
  • tui·ga·ge
  • In de betekenis van ‘wat hoort bij de optuiging van een schip’ voor het eerst aangetroffen in 1755 [1]
  • Van "tui" (takel of touw)
enkelvoud meervoud
naamwoord tuigage tuigages
verkleinwoord - -

de tuigagev

  1. (scheepvaart) het geheel van masten, bomen, zeilen en touwwerk van moderne zeilschepen
    • De masten en hun verstaging, de takelage, werden vroeger niet tot de tuigage gerekend. 

aftakeling, aftuiging, onttakeling, scheepsbouw, takelage, zeilen, zeiljacht, zeilplan, zeilschip

62 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[2]
  NODES