uitgaansleven

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  uitgaansleven    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• uit·gaans·le·ven

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  uitgaan zn  en  leven zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	uitgaansleven
verkleinwoord	uitgaansleventje	uitgaansleventjes

Zelfstandig naamwoord

het uitgaansleven o

1. (maatschappij) alles wat te maken heeft met het vermaak buiten de eigen woning

   ▸ Hij logeert nu al een maand bij mij, en dit is de eerste keer dat ik hem in het uitgaansleven zie.

   ▸ Studenten vinden de stad aan de IJssel steeds minder aantrekkelijk. Na de kunstacademie verdween ook de laatste hogeschool uit Kampen "Studenten van de TU komen nu alleen elkaar tegen in het uitgaansleven", zei bestuurslid Pim Boven in mei 2020 bij RTV Oost.

Gangbaarheid

• Het woord uitgaansleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.