• ver·ga·de·ren
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord gaderen met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergaderen
vergaderde
vergaderd
zwak -d volledig

vergaderen

  1. inergatief in vergadering bijeenkomen, een vergadering bijwonen
    • We moeten nog een tijdstip afspreken om volgende week te vergaderen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES