• ver·lies
enkelvoud meervoud
naamwoord verlies verliezen
verkleinwoord verliesje verliesjes

het verlieso

  1. het teloorgaan, het kwijtraken
    • Zijn vertrek naar Amerika is een groot verlies voor onze afdeling. 
    • Het bedrijf leed in dit kwartaal grote verliezen. 
     Er is immers geen sprake van verlies, echtscheiding of overlijden en verder weten we allebei dat we elkaar na een x aantal maanden weer zullen zien.[2]
vervoeging van
verliezen

verlies

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verliezen
    • Ik verlies. 
  2. gebiedende wijs van verliezen
    • Verlies! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verliezen
    • Verlies je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. verlies op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES