vinden
- vin·den
- In de betekenis van ‘aantreffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- <Middelnederlands: vinden < Oudnederlands: findan.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vinden |
vond |
gevonden |
klasse 3 | volledig |
vinden
- overgankelijk iets aantreffen nadat ernaar gezocht is
- We hebben een nieuwe woning gevonden.
- ▸ Ik had verschillende postadressen gevonden van afgelegen boerderijen, hostels en postbussen die op een paar kilometer van de trail lagen.[2]
- ▸ Er zou die dag namelijk pas na 32 kilometer water te vinden zijn, waardoor ik zeven liter water boven op mijn basisuitrusting mee moest sjouwen.[2]
- iets bedenken
- iets op een bepaalde wijze beschouwen of ervaren
- iets ondervinden, iets ten deel krijgen
- zijn weg vinden
1. iets aantreffen nadat ernaar gezocht is
|
|
3. iets op een bepaalde wijze beschouwen of ervaren
4. iets ondervinden, iets ten deel krijgen
zijn weg vinden
|
- Het woord vinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vinden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "vinden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- vin·den
vinden, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van vind
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
vinden | vand | vonden | gevonden |
klasse 3 | volledig |
vinden
- vinden
- Ende Amand, die 't wel heeft verstaen,
Las die letteren, ende als hi vand,
Watter in stond, wert hi te hand
Seere verblijt in sinen sinne, [1]
- Ende Amand, die 't wel heeft verstaen,
- ↑ r. 4765-9: Leven van Sinte Amand. Gillis de Wevel
vinden
vinden