• vrucht·af·drij·ving
enkelvoud meervoud
naamwoord vruchtafdrijving vruchtafdrijvingen
verkleinwoord

de vruchtafdrijvingv

  1. (medisch) abortus provocatus; een opgewekte miskraam
     Het enige misdrijf tegen foetussen dat erkend werd in het Bundesgesetz ging over moedwillige vruchtafdrijving, dat wil zeggen illegale abortus.[2]
     Nu kan een vrouw alleen bij een kliniek of het ziekenhuis gedurende de eerste negen weken haar zwangerschap beëindigen via abortusmedicatie. Ze neemt daar de eerste pil die de werking van zwangerschapshormonen blokkeert. Even later brengt de vrouw thuis pillen in die weeën opwekken, waardoor de vruchtafdrijving plaatsvindt.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  3.   Weblink bron
    Edwin van der Aa
    “Nieuw plan voor abortuspil bij de huisarts splijt coalitie” (20-12-2018), Tubantia
  NODES