wasmeisje
  • was·meis·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord wasmeisje wasmeisjes

het wasmeisjeo [1]

  1. (beroep) jonge vrouwelijke bediende die helpt bij het doen van de was (als hulpje van de wasvrouw)
     `Mijn vader had van de rentmeester gehoord dat ze op de manor een wasmeisje zoeken.'`0 ja? En denk je dat de wasvrouw wat zal hebben aan zo'n kleintje als jij?'[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  NODES