wasmeisje
- was·meis·je
- samenstelling van was ww en meisje zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | wasmeisje | wasmeisjes |
- (beroep) jonge vrouwelijke bediende die helpt bij het doen van de was (als hulpje van de wasvrouw)
- ▸ `Mijn vader had van de rentmeester gehoord dat ze op de manor een wasmeisje zoeken.'`0 ja? En denk je dat de wasvrouw wat zal hebben aan zo'n kleintje als jij?'[2]
- Het woord 'wasmeisje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477