weeraal
  • weer·aal
enkelvoud meervoud
naamwoord weeraal weeralen
verkleinwoord weeraaltje weeraaltjes

de weeraalv / m

  1. (straalvinnigen) bepaald soort langgerekte spoelvormige vis met een donkerbruine grondkleur, een geeloranje buik en zwarte lengtestrepen, Misgurnus fossilis  
25 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]
  NODES