weghelpen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van weghelpen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weghelpen | weg te helpen | ||||||
toekomend | zullen weghelpen weg zullen helpen |
te zullen weghelpen weg te zullen helpen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggeholpen | te hebben weggeholpen | ||||||
toekomend | weggeholpen zullen hebben | weggeholpen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
weghelpend | weggeholpen | ev. help weg |
mv. verouderd helpt weg |
helpe weg (bijzin) weghelpe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | help weg | helpt weg | helpt weg | helpt weg | helpt weg | helpen weg | helpen weg | helpen weg | |
verleden (o.v.t.) | hielp weg | hielp weg | hielp weg | hielp weg | hielp weg | hielpen weg | hielpen weg | hielpen weg | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal weghelpen | zult/zal weghelpen | zult/zal weghelpen | zult weghelpen | zal weghelpen | zullen weghelpen | zullen weghelpen | zullen weghelpen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weghelpen | zou weghelpen | zou(dt) weghelpen | zoudt weghelpen | zou weghelpen | zouden weghelpen | zouden weghelpen | zouden weghelpen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | weghelp | weghelpt | weghelpt | weghelpt | weghelpt | weghelpen | weghelpen | weghelpen | |
verleden (o.v.t.) | weghielp | weghielp | weghielp | weghielp | weghielp | weghielpen | weghielpen | weghielpen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal weghelpen weg zal helpen |
zult/zal weghelpen weg zult/zal helpen |
zult/zal weghelpen weg zult/zal helpen |
zult weghelpen weg zult helpen |
zal weghelpen weg zal helpen |
zullen weghelpen weg zullen helpen |
zullen weghelpen weg zullen helpen |
zullen weghelpen weg zullen helpen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weghelpen weg zou helpen |
zou weghelpen weg zou helpen |
zou(dt) weghelpen weg zou(dt) helpen |
zoudt weghelpen weg zoudt helpen |
zou weghelpen weg zou helpen |
zouden weghelpen weg zouden helpen |
zouden weghelpen weg zouden helpen |
zouden weghelpen weg zouden helpen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggeholpen | hebt weggeholpen | hebt/heeft weggeholpen | hebt weggeholpen | heeft weggeholpen | hebben weggeholpen | hebben weggeholpen | hebben weggeholpen | |
verleden (v.v.t.) | had weggeholpen | had weggeholpen | had weggeholpen | hadt weggeholpen | had weggeholpen | hadden weggeholpen | hadden weggeholpen | hadden weggeholpen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeholpen hebben | zal/zult weggeholpen hebben | zult/zal weggeholpen hebben | zult weggeholpen hebben | zal weggeholpen hebben | zullen weggeholpen hebben | zullen weggeholpen hebben | zullen weggeholpen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeholpen hebben | zou weggeholpen hebben | zou/zoudt weggeholpen hebben | zoudt weggeholpen hebben | zou weggeholpen hebben | zouden weggeholpen hebben | zouden weggeholpen hebben | zouden weggeholpen hebben |