zeearend
- zee·arend
- samenstelling van zee zn en arend zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeearend | zeearenden |
verkleinwoord | zeearendje | zeearendjes |
de zeearend m
- (havikachtigen) bepaald soort roofvogel die in kustgebieden leeft, Haliaeetus albicilla , de grootste Europese arend
- De zeearend heeft zich in de laatste jaren weer als broedvogel in Nederland gevestigd.
- ▸ Lena zat op de bank onder een groot schilderij van Bruno Liljefors, een zeearend die op een sneeuwhaas joeg.[1]
- Afrikaanse zeearend, Amerikaanse zeearend, madagaskarzeearend, Sanfords zeearend, Stellers zeearend, witbandzeearend, witbuikzeearend
- gierzeearend, witborstzeearend, witkopzeearend
- Indien zeearend wordt beschouwd als individu van de familie zeearenden zie dan Hyponiemen zeearenden
1. bepaald soort roofvogel die in kustgebieden leeft, Haliaeetus albicilla
- Het woord zeearend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeearend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be