• zin·ne·spel
enkelvoud meervoud
naamwoord zinnespel zinnespelen
verkleinwoord

het zinnespelo

  1. (toneel) moraliserend toneelstuk waarbij abstracte begrippen als persoon optreden
    • Het gaat in die hoofdstukken bijvoorbeeld over de net uitgevonden boekdrukkunst. Over de rederijkerskamers. Over het onderwijs en de opvoeding en de bizarre opvattingen daarover (Anna runde tot vlak voor haar dood een kleine privéschool). Over de positie van de vrouw. Over het dagelijkse leven op straat in de drukke, snel groeiende stad Antwerpen. Over zinnespelen, de Heilige Bloedommegang, blijde inkomsten, carnaval en loterij. [2] 
  2. (toneel) luchtige theatervoorstelling met zang en dans
    • Rond de eeuwwisseling van 1900 telde Amsterdam zo’n honderd theaters, een overweldigend aantal. Verspreid over de hele stad, van Amstelstraat, Rembrandtplein naar het Leidseplein heerste een ongekende theaterkoorts. De keuze was veel groter dan nu, want er was vaudeville, variéte en pantomime naast het serieuze toneel; naast opera ook bloeiende operette, er waren treur- en blijspelen en bals- masqué. Zinnespelen met zang en dans boden luchtig vermaak, evenals kluchten en lichtzinnige zedenschetsen. [3] 
85 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]
  1. zinnespel op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Guus Middag 30 september 2011 Dichter tussen de venusjankers
  3. NRC Kester Freriks 18 oktober 2018 Kleine parels in theaterland
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES