(toneel) moraliserend toneelstuk waarbij abstracte begrippen als persoon optreden
Het gaat in die hoofdstukken bijvoorbeeld over de net uitgevonden boekdrukkunst. Over de rederijkerskamers. Over het onderwijs en de opvoeding en de bizarre opvattingen daarover (Anna runde tot vlak voor haar dood een kleine privéschool). Over de positie van de vrouw. Over het dagelijkse leven op straat in de drukke, snel groeiende stad Antwerpen. Over zinnespelen, de Heilige Bloedommegang, blijde inkomsten, carnaval en loterij. [2]
(toneel) luchtige theatervoorstelling met zang en dans
Rond de eeuwwisseling van 1900 telde Amsterdam zo’n honderd theaters, een overweldigend aantal. Verspreid over de hele stad, van Amstelstraat, Rembrandtplein naar het Leidseplein heerste een ongekende theaterkoorts. De keuze was veel groter dan nu, want er was vaudeville, variéte en pantomime naast het serieuze toneel; naast opera ook bloeiende operette, er waren treur- en blijspelen en bals- masqué. Zinnespelen met zang en dans boden luchtig vermaak, evenals kluchten en lichtzinnige zedenschetsen. [3]