George Grosz
George Grosz (Berlijn, 26 juli 1893 – aldaar, 6 juli 1959), geboren als Georg Groß, was een Duitse schilder en graficus.
George Grosz | ||||
---|---|---|---|---|
George Grosz (1930)
| ||||
Persoonsgegevens | ||||
Volledige naam | Georg Groß | |||
Geboren | 26 juli 1893 | |||
Overleden | 6 juli 1959 | |||
Geboorteland | Duitsland | |||
Beroep(en) | Kunstschilder | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Stijl(en) | Nieuwe zakelijkheid | |||
RKD-profiel | ||||
(en) IMDb-profiel | ||||
|
Biografie
bewerkenGeorge Grosz, geboren als Georg Ehrenfried Groß en zoon van een café-uitbater. Zijn ouders waren vrome Lutheranen. Grosz groeide op in de Pommerse stad Stolp (Słupsk). Zijn moeder baatte de lokale officiersmess uit nadat zijn vader overleed in 1901. Op aandringen van zijn neef, startte de jonge Grosz met een wekelijkse tekenles bij de lokale schilder Grot. Grosz ontwikkelde zijn vaardigheden verder door het maken van nauwgezette kopieën van scènes van Eduard von Grützner en door het tekenen van ingebeelde gevechtsscènes. Van 1909 tot 1911 studeerde hij aan de Dresden Academie voor Schone Kunsten, waar Richard Müller, Robert Sterl, Raphael Wehle en Osmar Schindler zijn leraren waren. Daarna studeerde hij aan de Berlijnse Hogeschool voor de Kunsten en Ambachten onder Emil Orlík
Grosz meldde zich in 1914 als oorlogsvrijwilliger maar werd in mei 1915 ongeschikt verklaard voor de militaire dienst. Hierna ontwikkelde hij zich tot pacifist. Hij stelde op karikaturale wijze het militarisme, de schijnheilige burgerlijke moraal en de ontreddering in de grootstedelijke samenleving aan de kaak. Omstreeks 1920 was hij betrokken bij het Berlijnse dadaïsme, waarvoor hij onder meer maatschappijkritische en politieke collages maakte. Hij was enkele jaren lid van de communistische partij KPD.[1][2]
In reeksen lithografieën als Ecce Homo toonde hij de schrijnende contrasten in de Weimarrepubliek: vette burgers en werklozen, rechters en prostituees, priesters en moordenaars, generaals en arme soldaten. De stijl is elementair en bijtend. Onder invloed van het kubisme bracht hij zowel in zijn grafisch werk als op zijn schilderijen diverse kleine taferelen op een plat vlak samen, om een beeld te geven van het pandemonium van zijn tijd. Vanwege het nietsontziende realisme wordt zijn werk tot de nieuwe zakelijkheid gerekend.
In 1932 was Grosz al geëmigreerd naar de Verenigde Staten, waar hij rustiger en conventioneler werk maakte. Het meest interessant in deze periode zijn apocalyptische visioenen van nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, beïnvloed door Jeroen Bosch en Pieter Breughel. Ook maakte hij een aantal schilderijen met dunne mannetjes, de zogenaamde stickmen.
Werk
bewerkenMetropolis uit 1917 is zijn meest beroemde werk, waarin hij de drukte van de stad toont in felle rode kleuren en veel beweging. Ondanks dat Grosz in Berlijn woonde, gebruikte hij New York als inspiratiebron voor dit schilderij. Het werk werd in 1925 tentoongesteld tijdens de inaugurele tentoonstelling van de nieuwe zakelijkheid, waardoor het bekend werd bij een groot publiek. De nazi's stelden dit werk later tentoon als entartete Kunst op een grote tentoonstelling in München. Tegenwoordig is het schilderij te zien in het Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid.[3]
Grosz werd gerechtelijk vervolgd wegens godslastering, onder meer omdat hij in Ecce Homo een Christus aan het kruis had afgebeeld die een gasmasker droeg.[4][5]
Bibliografie
bewerken- Die Kunst ist in Gefahr. Berlijn 1925
- A Little Yes and a Big No. New York 1946/Ein kleines Ja und ein großes Nein. Sein Leben von ihm selbst erzählt. Reinbek 1974
- Briefe 1913-1939. Red. H. Knust. Reinbek 1979
- An Autobiography. New York 1983
- Ach knallige Welt, du Lunapark. Gesammelte Gedichte. München 1986
- H. Knust (red.): George Grosz. Briefe 1913-1959. Reinbek 1979
Bronnen
bewerkenDit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel George Grosz op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
Externe links
bewerken- Informatie over Grosz in het International Dada Archive, Iowa
- Website Olga's Gallery met biografie en veel afbeeldingen
- ↑ Challenging modernity: Dada between modern and postmodern Mark A. Pegrum, p. 46: The Dadaists who engaged most seriously with the Marxist myth are Wieland Herzfelde, John Heartfield and to a lesser extent George Grosz, all of whom join the KPD in December 1918.
- ↑ (Na 1917) Grosz stort zich in dadaïstische acties, sympathiseert met het communisme en tekent driftig verder aan zijn satirische prenten. Bron: Museumtijdschrift nr. 7 oktober-november 2010, p. 38
- ↑ [1], Canon van de Moderne Kunst. Gearchiveerd op 26 maart 2023.
- ↑ Afbeelding: Christus mit der Gasmaske (Maul halten und weiter dienen) 1928[dode link] Pen en Oost-Indische inkt, 44 × 55 cm.
- ↑ "In 1928 verschijnt de goedkope grafiekmap Hintergrund (...) Op een daarvan hangt Christus aan het kruis met een gasmasker op en soldatenlaarzen aan. De titel luidt Maul halten und weiter dienen De tekening leidt tot een proces wegens godslastering. Bron: Museumtijdschrift nr. 7 oktober-november 2010, p. 40