Een organisme is heterozygoot voor een bepaalde eigenschap, als het twee verschillende vormen (allelen) van een gen heeft. Dit betekent dat het voor een bepaalde eigenschap die zich op een bepaalde plaats (locus) op de chromosomen bevindt, twee verschillende exemplaren heeft.

Kruisingen

bewerken

Hieronder gaat het om heterozygoten met een dominant (A) en een recessief (a, a1 of a2) gen.

Tussen heterozygoten

bewerken
  • Ouders fenotypisch en genotypisch gelijk: Aa x Aa
  • Geslachtscellen: A/a x A/a
  • Nageslacht: 25% AA, 50% Aa, 25% aa
Vierkant van Punnett
Ouders: Aa2
mogelijke
gameten
A a2
Aa1 A AA Aa2
a1 Aa1 a1a2

Als twee heterozygote organismen zich samen voortplanten, geven zij een van de twee allelen apart door zodat er verschillende combinaties voor hun nageslacht mogelijk zijn: er kunnen dan zowel homozygote als heterozygote nakomelingen ontstaan.

Als de ouders fenotypisch gelijke zijn, maar genotypisch ongelijk en heterozygoot:

  • Ouders: Aa1 x Aa2
  • Geslachtscellen: A/a1 x A/a2
  • Nageslacht: 25% AA, 25% Aa1, 25% Aa2, 25% a1a2

Tussen homozygoot en heterozygoot

bewerken
  • Ouders: AA x Aa
  • Geslachtscellen: A/A x A/a
  • Nageslacht: 50% AA en 50% Aa

De heterozygote ouder geeft via zijn gameten in gelijke mate telkens een van de twee allelen door. Daardoor ontstaan er evenveel homozygote als heterozygote nakomelingen.

Zie ook

bewerken
  NODES