Huidig
bestand
92


  • -te

-te

  1. maakt van een bijvoeglijk een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat een maat toevoegt aan de hoedanigheid uitgedrukt door het bijvoeglijk naamwoord
    • breedbreedte. 
    • In het Handelsblad van 7 december schreef de taalwetenschapper prof.dr. G. Booij: “Ook de woorden op -te zijn opsombaar: grootte, breedte, dikte, gekte en dan heb je het al bijna gehad.” Ik kon er zonder veel moeite enkele tientallen vinden. Gebergte, engte, nauwte, slapte, flauwte, warmte, kalmte, wijdte, schaarste, stilte, scherpte, gevaarte, zwakte, laagte, hoogte, droogte, koelte, gehalte, gebeente, geraamte, gehemelte, gestalte, gedaante, volte, leegte, duurte, donkerte, voorgeborchte, gevogelte, gezindte, gemeente, ruimte, lengte, drukte, sterkte, leemte, geboefte, gedierte, beroerte, geboorte, gewoonte. [2] 
    soms met klinkerverandering:
  2. samen met voorvoegsel ge- vormt -te een onzijdig zelfstandig naamwoord dat een verzameling aangeeft. Zie omvoegsel ge- -te
  1. -te op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC A.R. Kuyper 21 december 1996 -Te


-te

  1. Vorm van et, gebruikt ná het werkwoord.


Klinkerharmonie
Niet-palataal -da
Palataal -de
Na f,k,s,ş,ç,t,h,p
Niet-palataal -ta
Palataal -te

-te na "e", "i", "ö" of "ü" en een stemloze medeklinker.

  1. vormt de locatief van een zelfstandig naamwoord.
  NODES
orte 1