badkostuum

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  badkostuum    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bad·kos·tuum

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bad  en  kostuum 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	badkostuum	badkostuums
verkleinwoord	badkostuumpje	badkostuumpjes

Zelfstandig naamwoord

het badkostuum o

1. (formeel) kledingstuk om in te zwemmen of te zonnen

   • Kan, desnoods met een krant aan
     Eens naar het stille stand gaan
     Waar het zo gezellig druk is
     Waar liefde en geluk is
     Waar kinderen kuilen graven
     En oude opa's draven
     Waar mensen eerlijk zweten
     En apenootjes eten
     Waar badcostuums te huur zijn
     Die "pas" voor elk figuur zijn
     Louis Davids  

Synoniemen

• zwemkostuum

Verwante begrippen

• badpak, bikini, zwembroek, adamskostuum, evakostuum

Vertalingen

    1. kledingstuk om in te zwemmen of te zonnen   

Duits: Badeanzug (de) m

IJslands: sundbolur (is) m

Gangbaarheid

• Het woord badkostuum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.