• hard·rij·der
enkelvoud meervoud
naamwoord hardrijder hardrijders
verkleinwoord

de hardrijderm

  1. (sport) iemand die heel snel kan schaatsen of fietsen
    • Joan Haanappel en Sjoukje Dijkstra, al bijna zeventig jaar vriendinnen, proberen het kunstrijden levend te houden. Van de KNSB moeten ze het niet hebben. „Gerund worden door een hardrijder? Dat nooit.” [2] 
  2. (verkeer) iemand die te snel rijdt met een auto of motorfiets
    • De afgelopen tien jaar vielen er bij verkeersongevallen op de N354, de Snitserdyk, zes doden, vertelt Van der Meulen. Oorzaak: er wordt veel te hard gereden. Er geldt een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, maar buiten de spits trapt menig automobilist het gaspedaal veel dieper in. De provincie Friesland onderkent het gevaar. Er geldt nu een inhaalverbod en er is extra belijning aangebracht. De maximumsnelheid is teruggebracht naar 60 kilometer en er wordt vaker gecontroleerd. Bij een recente controle kregen 92 hardrijders een bon.[3]  
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Henk Stouwdam 25 maart 2017
  3. NRC Karin de Mik 14 december 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES