meeuw
- Geluid: meeuw (hulp, bestand)
- IPA: / mew / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /mɪːβ̞/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /meːβ̞/
- meeuw
- van Middelnederlands meeuwe / mewe, in de betekenis van ‘meeuwachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meeuw | meeuwen |
verkleinwoord | meeuwtje | meeuwtjes |
- (steltloperachtigen) benaming voor zeevogels uit de familie Laridae
1. benaming voor zeevogels uit de familie Laridae
|
|
- Het woord meeuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meeuw" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ meeuw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "meeuw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be