• al·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord alter alters
verkleinwoord - -

de alterm

  1. (medisch) afzonderlijke persoonlijkheid bij iemand die door een dissociatieve identiteitsstoornis meerdere persoonlijkheidstoestanden heeft
    • Het gevolg is dat ze tot uitdrukking komen als de belangrijkste of sturende trek van een nieuwe persoonlijkheid, een alter. [1]
85 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]


  • al·ter
Naar frequentie 12641
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   alter     alteret
altret  
  altre     altrene  
genitief   alters     alterets
altrets  
  altres     altrenes  

alter, o

  1. altaar


vervoeging
onbepaalde wijs to  alter 
he/she/it  alters 
verleden tijd  altered 
voltooid
deelwoord
 altered 
onvoltooid
deelwoord
 altering 
gebiedende wijs  alter 

alter

  1. overgankelijk wijzigen
enkelvoud meervoud
alter alters

alter

  1. (medisch) afzonderlijke persoonlijkheid bij iemand die door een dissociatieve identiteitsstoornis meerdere persoonlijkheidstoestanden heeft


alter m, altera v, alterum o (gen. alterius, dat. alteri)

  1. de andere
Rangtelwoord (lat)
0
1 11 10 100 103
2
2
12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

alter

  1. tweede
    «Dum te intueor, alterum me mihi intueri videor.»
    Terwijl ik naar jou kijk, krijg ik de indruk dat ik naar een tweede ik kijk.
  • Alter is het normale Latijnse woord voor "tweede". Secundus wordt enkel gebruikt in een hiërarchie, zoals die van een wedstrijd of een toneelstuk.
  NODES