in wijzerzin: een geopende amandelpit, een amandelpit, een rauwe amandel en een gebleekte amandel


  • aman·del
m enkelvoud meervoud
naamwoord amandel amandels
verkleinwoord

de amandelm

  1. (plantkunde) kleine bladverliezende loofboom Amygdalus dulcis  , die vooral in bergachtige gebieden groeit
     Italië produceert en exporteert goede kwaliteit hazelnoten en amandelen.[4]


v/m enkelvoud meervoud
naamwoord amandel amandelen, amandels
verkleinwoord amandeltje amandeltjes

de amandelv / m

  1. (fruit) vrucht van de amandelboom Amygdalus dulcis  
  2. (voeding) eetbare pit van de amandelvrucht
     Het vreemdst was misschien nog wel dat oom Sverre deze keer niet de amandel in de rijstebrij kreeg.[5]
     Iets vergeten? Ja. De amandel voor de rijstebrij, ze zouden tenslotte kerst vieren in het huis van oudoom Sverre, hij die altijd de amandel in de rijstebrij kreeg, vermoedelijk door de bedienden te corrumperen.[6]
  3. (anatomie) elk van de vier klieren in de neus-keelholte, die deel uitmaken van het afweersysteem
    • Bij veel kinderen worden de amandelen  geknipt.
  • [3] mandelen knippen
    tonsillen operatief verwijderen
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]


enkelvoud meervoud
naamwoord amandel amandels

amandel

  1. (fruit) amandel
  NODES
Note 1