angora
- an·go·ra
- van Frans angora, een verwijzing naar de oude naam Angora voor het huidige Ankara, in de betekenis van ‘wol’ voor het eerst aangetroffen in 1821 [1] [2] [3]
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | angora | angora's |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | angora | - |
verkleinwoord | - | - |
het angora o
- (dierkunde) benaming voor huisdierrassen met lang, zijdeachtig haar
- (materiaalkunde) wol van het angorakonijn of de angorageit
- Het woord angora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "angora" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ angora op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "angora" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be