april
Très Riches Heures du duc de Berry
  • april
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vierde maand’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Komt van het Latijnse mensis Aprilis. De etymologie is echter onzeker. Het woord wordt wel in verband met het Latijnse aperire (openen) vanwege de onluikende natuur. Ook wordt het woord wel in verband gebracht met de Griekse godin Aphrodite, omdat de maand april was gewijd aan Venus (de Romeinse naam van Aphrodite). [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord april aprillen
verkleinwoord (aprilletje) -

de aprilm

  1. (tijdrekening) vierde maand van het jaar
    • In april is het weer sterk wisselend. 
     Besteed de daaropvolgende drie maanden aan het aanschaffen van je nieuwe uitrusting en de laatste drie om te trainen, zodat je ergens in april aan de Mexicaanse grens in Campo kunt staan.[3]


Maanden in het Nederlands
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
vervoeging van
aprillen

april

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aprillen
    • Ik april. 
  2. gebiedende wijs van aprillen
    • April! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aprillen
    • April je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


april m

  1. april


Maanden in het Bosnisch
januar
januari
februar
februari
mart
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
septembar
september
oktobar
oktober
novembar
november
decembar
december



Naar frequentie 2697
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   april     -     -     -  
genitief   aprils     -     -     -  

april, g

  1. april


Maanden in het Deens
januar
januari
februar
februari
marts
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
december
december



april, g

  1. april


Maanden in het Fries
jannewaris, jannewaarje
januari
febrewaris, febrewaarje
februari
maart, meart
maart
april
april
maaie
mei
juny
juni
july
juli
augustus
augustus
septimber
september
oktober
oktober
novimber
november
desimber
december



april g

  1. april


april

  1. april


  • april
Naar frequentie 3199
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   april     -     -     -  
genitief   aprils     -     -     -  

april [1] [2], m

  1. april
    «Om kvelden 9. april 1940 holdt Quisling en radiotale for det norske folk.»
    Op de avond van 9 april 1940 sprak Quisling de Noorse bevolking toe via de radio.
  • gå april
op 1 april voor de gek gehouden worden
  • narre (noen) april
(iemand) voor de gek houden op 1 april


Maanden in het Noors
januar
januari
februar
februari
mars
maart
april
april
mai
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
desember
december


  1. Det Norske Akademis ordbok (NAOB) april(in het Noors; geraadpleegd 2019-10-05)
  2. Store norske leksikon (SNL) april(in het Noors; geraadpleegd 2019-10-05)


  • april
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   april     aprilen     aprilar     aprilane  
genitief   aprils     aprilens     aprilars     aprilanes  

april, m

  1. april


Maanden in het Nynorsk
januar
januari
februar
februari
mars
maart
april
april
mai
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
desember
december



  • Ontleend aan het Nederlandse april en etymologisch gespeld.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  april     -  

april

  1. april
  • Schrijfwijze op Bonaire en Curaçao: aprel.
Maanden in het Papiaments
Bonaire en Curaçao:
Aruba:

yanüari
januari
januari
febrüari
februari
februari
mart
maart
maart
aprel
april
april
mei
mei
mei
yüni
juni
juni
yüli
juli
juli
ougùstùs
augustus
augustus
sèptèmber
september
september
oktober
october
oktober
novèmber
november
november
desèmber
december
december



april m

  1. april


Maanden in het Servisch
Cyrillisch:
Latijns:

јануар
januar
januari
фебруар
februar
februari
март
mart
maart
април
april
april
мај
maj
mei
јун, јуни
jun, juni
juni
јул, јули
jul, juli
juli
август
avgust
augustus
септембар
septembar
september
октобар
oktobar
oktober
новембар
novembar
november
децембар
decembar
december


april m

  1. april


Maanden in het Servo-Kroatisch
januar
januari
februar
februari
mart
maart
april
april
maj
mei
jun
juni
jul
juli
avgust
augustus
septembar
september
oktobar
oktober
novembar
november
decembar
december



april

  1. april


aprils enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     april     aprilmånaden     aprilmånader     aprilmånaderna  
  genitief     aprils     aprilmånadens     aprilmånaders     aprilmånadernas  

april, g

  1. april


Maanden in het Zweeds
januari
januari
februari
februari
mars
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
augusti
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
december
december
  NODES