aval
- aval
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aval | - |
verkleinwoord | - | - |
het aval o
- (handel) bindende afspraak over een wissel dat je in die iemands plaats zal betalen als hij zelf in gebreke blijft (als extra zekerheid voor de ontvanger van de wissel)
- Het aval is onderworpen aan vormvoorwaarden: schriftelijk, met de woorden “goed voor aval” en met de handtekening van de avalgever op de wissel zelf of op een verlengstuk of bij afzonderlijke akte. [1]
- (handel) ondertekening van een wissel of bijbehorend stuk als borg voor betaling van die wissel
- Het aval is onderworpen aan vormvoorwaarden: schriftelijk, met de woorden “goed voor aval” en met de handtekening van de avalgever op de wissel zelf of op een verlengstuk of bij afzonderlijke akte. [1]
- Het woord aval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aval" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 Dirix, E. e.a.Handels- en economisch recht in hoofdlijnen 7e druk (2005) Intersentia, Antwerpen; ISBN 9789050954945; p. 152; geraadpleegd 2018-10-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aval | avaloù |
aval m