baden
Niet te verwarren met: Baden |
- ba·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
baden |
baadde |
gebaad |
zwak -d | volledig |
baden [2]
- inergatief een bad nemen
- Hij baadt in de Dode Zee ter behandeling van zijn huidaandoening.
- ▸ Ik hoopte stiekem een beer te kunnen zien baden in de rivier, maar was ook wel tevreden met alle herten, eekhoorns, marmotten, vogels en de Amerikaanse adelaar.[3]
- (figuurlijk) op een aangename manier omgeven zijn door iets
- Zij baadden in weelde.
- overgankelijk in bad doen
- Hij baadde de kinderen iedere avond voor het slapen gaan.
- [1] badderen
1. een bad nemen
vervoeging van |
---|
bidden |
baden
- meervoud verleden tijd van bidden
- Wij baden.
- Jullie baden.
- Zij baden.
- Wij baden.
de baden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bad
- Het woord baden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ baden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ba·den
- Afkomstig uit het Middelhoogduits en Oudhoogduits
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
baden |
badete |
(hat) gebadet |
volledig |
baden
- onovergankelijk baden
- onovergankelijk zwemmen
- overgankelijk baden
- overgankelijk, (figuurlijk) mislukken
- overgankelijk, (figuurlijk) moeten betalen, verantwoorden
- [1]: duschen
- [1]: Bader
- [1]: Nacktbaden
- [1]: sonnenbaden
- [5]: ausbaden
- [1]: in Schweiß baden
in het zweet baden
- [2]: Baden verboten!
Zwemmen verboden!
- [2]: nackt baden
naakt zwemmen
- [4]: (übertragen) baden gehen
(figuurlijk) schipbreuk lijden
baden
- ba·den
Naar frequentie | 24932 |
---|
baden
- nominatief bepaald onzijdig meervoud van bad