bajes
- ba·jes
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: gevangenis’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
- Herkomst: Bargoens [2]
- Via het Jiddisch afkomstig uit het Hebreeuwse בית (bait, huis).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bajes | bajesen |
verkleinwoord | bajesje | bajesjes |
- (Jiddisch-Hebreeuws) (informeel) gevangenis
- Iemand die lang in de bajes heeft gezeten noemen we een bajesklant.
1. een gevangenis
- Het woord bajes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bajes" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bajes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
bajar |
bajes